11

Rosie viel de volgende ochtend niet zo gemakkelijk te misleiden.

      ‘Wat is er aan de hand, Don?’

      ‘Ik voel me nog steeds niet zo lekker.’

      ‘Jij ook al?’

      ‘Misschien dat ik even langs de huisarts ga.’

      ‘Ik heb een beter idee. Waarom stap je niet over op sinaasappelsap, net als ik? Je stonk een uur in de wind toen je gisteravond thuiskwam.’

      ‘Die stank kwam waarschijnlijk weer van dat bierlek.’

      ‘Don, ik denk dat we even moeten praten. Ik weet niet of je het allemaal wel trekt.’

      ‘Alles is in orde. Ik ga vanmiddag weer aan het werk. Dan pak ik mijn normale schema weer op.’

      ‘Oké. Maar ik ben ook een beetje gestrest. Mijn proefschrift is een puinhoop.’

      ‘Je moet stress zien te vermijden. Je hebt nog acht weken de tijd. Ik raad je aan met Gene te praten. Het is immers ook niet meer dan normaal om je proefschrift met je begeleider te bespreken.’

      ‘Op dit moment ben ik bezig met het uitwerken van de statistieken, wat niet bepaald Gene’s sterkste kant is. Ik vond het al erg om één keer per maand verslag aan hem uit te moeten brengen, en dat was nog voordat hij bij ons in huis woonde en mijn man dronken voerde. En voordat hij wist dat ik in de problemen zat.’

      ‘Ik ben zeer bedreven in statistiek. Wat gebruik je?’

      ‘Bied je nu aan om me te helpen frauderen onder het oog van mijn begeleider? Hoe dan ook, ik moet dit zelf doen. Ik kan me alleen moeilijk concentreren. Telkens als ik een ingeving krijg, is mijn brein ineens met iets anders bezig en kan ik weer opnieuw beginnen.’

      ‘Weet je zeker dat je niet aan vroege alzheimer of een andere vorm van dementie lijdt?’

      ‘Ik ben zwanger. En ik heb veel aan mijn hoofd. Vandaag liep ik langs de studiebegeleidster en die zei gewoon terloops: “Ik heb het nieuws gehoord. Je kunt altijd langskomen om het te bespreken.” Shit man, ik kan amper mijn hoofd bij mijn werk houden en zij begint al over iets wat nog maanden duurt.’

      ‘De studiebegeleidster heeft vermoedelijk veel ervaring...’

      ‘Hou maar op. Laat het voor nu maar gewoon rusten. Wat zei Gene over het vinden van eigen woonruimte? Je hebt gisteravond toch met hem gepraat?’

      ‘Natuurlijk. Ik zal vandaag weer met hem praten.’ Beide opmerkingen waren technisch gezien correct. Verdere uitweiding zou Rosie alleen maar meer stress bezorgen.


Mijn tweede poging om een afspraak te maken bij Bellevue was een regelrechte ramp. Brendan, de persoon naar wie de oudere politieagent me had doorverwezen, was met verlof wegens overspannenheid en moest eerst het cortisolgehalte in zijn lichaam weer naar normale waarden zien terug te brengen, net als Rosie, ik en zo ongeveer iedereen in New York. De komende acht dagen was er geen andere psycholoog beschikbaar. Ik besloot dat het handiger zou zijn om in eigen persoon naar de kliniek te gaan, aangezien ik ervan uitging dat er wel een cliënt zou annuleren of niet kwam opdagen.

      De kliniek bevond zich ongeveer op dezelfde breedtegraad als ons appartement, maar dan aan 1st Avenue aan de oostkant van Manhattan. Ik benutte mijn fietstocht door de stad voor het bedenken van een plan van aanpak en ik wist al precies wat ik wilde zeggen toen ik bij de afdeling psychiatrie aankwam. Op het bord boven het betraliede raam van de receptioniste stond AANMELDEN.

      ‘Gegroet. Mijn naam is Don Tillman en ik word verdacht van pedofilie. Ik wil mezelf graag op de reservelijst laten plaatsen voor een evaluatie.’

      Ze keek slechts een paar seconden op van haar papieren. ‘We werken niet met een reservelijst. U moet een afspraak maken.’

      Ik had me voorbereid op deze wending. ‘Mag ik uw manager spreken?’

      ‘Het spijt me, maar zij is niet beschikbaar.’

      ‘Wanneer is ze weer beschikbaar?’

      ‘Het spijt me, meneer...’ Ze wachtte even, alsof ze een reactie van mij verwachtte, en vervolgde toen. ‘U zult echt een afspraak moeten maken. Dat zijn de regels. En u mag uw fiets niet mee naar binnen nemen.’

      Ik legde nogmaals uit waarom een directe evaluatie noodzakelijk was, dit keer tot in detail. Dat duurde even, en ze probeerde me meerdere malen te onderbreken. Uiteindelijk slaagde ze daarin.

      ‘Meneer, er staan nog meer mensen te wachten.’

      Ze had gelijk. Er waren steeds meer toehoorders bij gekomen, die onder de indruk leken van mijn argumenten. Ik richtte mijn samenvatting tot hen. ‘Statistisch gezien zal er ergens deze ochtend een psycholoog op kosten van de belastingbetaler koffie zitten te drinken en op internet zitten te surfen omdat een cliënt niet op zijn of haar afspraak is verschenen, terwijl een potentiële, psychopathische pedofiel vrij rondloopt door de straten van New York, zonder behandeling...’

      ‘Bent u een pedofiel?’ De vraag werd gesteld door een vrouw van rond de dertig in een trainingspak, met een BMI van ongeveer veertig.

      ‘Ik word verdacht van pedofilie. Ik ben gearresteerd op een kinderspeelplaats.’

      Ze richtte zich tot de receptioniste. ‘Die kerel zou echt door iemand moeten worden nagekeken.’ Het was duidelijk dat de andere mensen in de wachtruimte het met haar eens waren.

      De receptioniste nam een lijst door en pakte de telefoon. Ongeveer een minuut later zei ze: ‘U kunt over een uur bij mevrouw Aranda terecht, als u bereid bent te wachten.’ Ze gaf me een formulier dat ik moest invullen. Lang leve de rationaliteit.


‘Ik hoorde dat u dringend iemand wilde spreken,’ zei mevrouw Aranda (geschatte leeftijd vijfenveertig, BMI tweeëntwintig), die zichzelf voorstelde als Rani. Ze luisterde aandachtig gedurende de eenenveertig minuten die ik nodig had om de situatie uit te leggen. Ik zag haar gezichtsuitdrukking gestaag verbeteren, van een frons naar een glimlach.

      ‘Dit is zeker niet de eerste keer dat u uzelf in een lastig parket hebt gebracht?’ vroeg ze toen ik klaar was.

      ‘Correct.’

      ‘Maar er waren eerder geen kinderen bij betrokken?’

      ‘Alleen toen ik nog op school zat en kinderen mijn leeftijdsgenoten waren.’

      Ze begon te lachen. ‘U hebt u tot dusver aardig gered. Als u niet zo vreemd had gereageerd op de politie, dan zouden ze u vast gewoon op de regels hebben gewezen en u hebben weggestuurd. Maar het is niet verboden om vreemd te zijn.’

      ‘Gelukkig maar. Anders zou ik allang tot de elektrische stoel zijn veroordeeld.’ Het was maar een flauw grapje, maar Rani begon weer te lachen.

      ‘Ik zal een verslag schrijven voor de politie, en dan staat het u vrij uw onderzoek naar kinderen te hervatten. Ik zou u aanraden eens bij familie op bezoek te gaan, wat sowieso een goed idee is. Wens uw vrouw maar succes met de bevalling.’

      Er was een grote last van mijn schouders gevallen. Ik had het probleem opgelost zonder Rosie stress te bezorgen. Vanavond zou ik haar het verhaal vertellen en dan zou ze zeggen: ‘Don, toen je me ten huwelijk vroeg zei ik al dat ik constante gekheid van je verwachtte. Je bent echt ongelooflijk.’

      Toen besefte ik dat er iemand naar ons keek door het raam van de deur. Ik herkende haar pas toen ze Rani wenkte, die de spreekkamer verliet om zich bij haar te voegen. We hadden elkaar drieënvijftig dagen geleden voor het laatst gezien, maar haar lange gestalte, lage BMI en het daarmee gepaard gaande gebrek aan vet in haar gezicht waren onmiskenbaar. Het was Lydia van het Blauwvintonijn Incident.

      Rani praatte een paar minuten met Lydia en liep toen weg. Lydia stapte de spreekkamer binnen.

      ‘Gegroet, Lydia.’

      ‘Ik heet Mercer. Lydia Mercer. Ik ben de senior maatschappelijk werker en ik zal uw zaak op me nemen.’

      ‘Ik dacht dat alles was opgelost. Ik nam aan dat je me had herkend...’

      Ze onderbrak me. ‘Meneer Tillman, ik wil best geloven dat onze wegen elkaar al eens hebben gekruist, maar het lijkt me beter dat u dat uit uw hoofd zet. U bent gearresteerd voor een misdrijf. Een... behoudende evaluatie van ons kan de politie ertoe verplichten verdere stappen te ondernemen. Ben ik zo duidelijk genoeg voor u?’

      Ik knikte.

      ‘Is uw vrouw zwanger?’

      ‘Correct.’

      Neem nooit kinderen, had ze gezegd. Ik had haar instructies genegeerd, zij het niet opzettelijk. Ter verdediging voegde ik eraan toe: ‘Het was niet gepland.’

      ‘En u denkt dat u toegerust bent voor het vaderschap?’

      Ik dacht terug aan Gene’s advies. ‘Ik verwacht dat ik over het algemeen correct zal handelen, vanuit mijn instinct.’

      ‘Net als toen u die politieagent aanviel? Hoe houdt uw vrouw zich eronder?’

      ‘Waaronder? De baby is er nog niet.’

      ‘Werkt ze?’

      ‘Ze is geneeskundestudent.’

      ‘Denkt u niet dat ze momenteel wel wat extra hulp kan gebruiken?’

      ‘Extra in vergelijking tot wat? Rosie is een onafhankelijke vrouw.’ Dat was een van Rosies kenmerkende eigenschappen. Ze zou beledigd zijn als ik zou suggereren dat ze hulp nodig had.

      ‘Hebben jullie de zorg voor het kind al besproken?’

      ‘Nauwelijks. Rosie richt zich momenteel op haar proefschrift.’

      ‘U zei toch dat ze geneeskundestudent was?’

      ‘Ze is gelijktijdig aan het promoveren.’

      ‘Vanzelfsprekend.’

      ‘Nee, dat is hoogst ongebruikelijk,’ zei ik.

      ‘Wie doet het huishouden, wie kookt er?’

      Ik had kunnen antwoorden dat we de huishoudelijke taken hadden verdeeld en dat koken mijn verantwoordelijkheid was, maar dat zou mijn opmerking over Rosies onafhankelijkheid ondermijnen. Ik wist dit handig te omzeilen. ‘Dat verschilt. Gisteravond heeft ze voor zichzelf gekookt en heb ik een hamburger gegeten in een sportcafé.’

      ‘Zeker met uw vrienden, uw mates?’

      ‘Correct. Dat hoeft u niet te vertalen. Ik ben bekend met de standaardterm.’

      Ze keek weer naar het dossier. ‘Heeft ze hier familie wonen?’

      ‘Nee. Haar moeder is overleden en kan hier dus niet zijn. Haar vader kan hier niet naartoe komen omdat hij een eigen sportschool heeft waar hij aanwezig moet zijn.’

      Lydia maakte een aantekening. ‘Hoe oud was ze toen haar moeder stierf?’

      ‘Tien.’

      ‘Hoe oud is ze nu?’

      ‘Eenendertig.’

      ‘Professor Tillman. Ik weet niet of u hier ook maar iets van zult begrijpen, maar we hebben hier te maken met een vrouw die voor het eerst moeder wordt, een onafhankelijke, goed presterende professional, een streber zelfs, die haar eigen moeder nog voor haar elfde verloor. Iemand zonder rolmodel, zonder steun, die getrouwd is met een man die daar allemaal geen flauw benul van heeft. Snapt u, als professor, als intellectueel, wat ik hiermee probeer te zeggen?’

      ‘Nee.’

      ‘Uw vrouw loopt een groot risico op een postnatale depressie. Op een zenuwinzinking. Op een ziekenhuisopname. Of erger. U doet niets om dit te voorkomen en u zult het ook niet in de gaten hebben wanneer zoiets haar overkomt.’

      Ik was niet bepaald blij met Lydia’s opmerkingen, maar ik had respect voor haar expertise.

      ‘U bent niet de enige onbehulpzame partner ter wereld, bij lange na niet. Maar in dit geval kan ik tenminste ingrijpen.’ Ze zwaaide met het dossier. ‘U gaat aan uzelf werken. U hebt een politieagent aangevallen. Ik weet niet hoe dat gebrek aan zelfbeheersing zich zal vertalen naar de thuissituatie, maar ik verwijs u door naar groepstherapie. Uw aanwezigheid is verplicht totdat de groepsleider oordeelt dat u geen gevaar vormt. En ik wil u over een maand nog eens zien. Samen met uw vrouw.’

      ‘Wat als ik daar niet aan kan voldoen?’

      ‘Ik ben maatschappelijk werker. U bent naar mij doorverwezen vanwege ongepast en onwettig gedrag in de buurt van kinderen. Ik ben degene naar wie men uiteindelijk zal luisteren. Ik hoef maar een verslagje te schrijven en de politie zal het weer overnemen. Of de immigratiedienst, want ik neem aan dat u geen staatsburger bent. Er bestaan bepaalde protocollen voor vaders die naar ons idee gevaarlijk zijn.’

      ‘Wat kan ik doen om mezelf geschikter te maken?’

      ‘Besteed eens wat aandacht aan uw vrouw, en aan hoe ze met het aanstaande moederschap omgaat.’


Lydia stond niet ingeroosterd op 27 juli, dus even hoopte ik dat dit de oplossing was voor het probleem om Rosie mee te krijgen naar de vervolgafspraak ‘over een maand’. De receptioniste hield echter vol dat dit geen geldige reden was om niet te komen en plande de afspraak op 1 augustus, over vijf weken. Eerder raakte ik al gestrest van het idee acht dagen te moeten wachten op een afspraak, maar nu zou ik maar liefst vijfendertig dagen met een verhoogd stressniveau te kampen hebben en had ik geen andere keuze dan Rosie op de hoogte te brengen.

      Er was nog een dringender probleem. Lydia had me erop gewezen dat Rosies geestelijke gezondheid wellicht gevaar liep. Gelukkig beschikte ik over de middelen om direct in actie te kunnen komen. Na het overlijden van mijn zus drie jaar geleden was ik bang dat dit bij mij tot een klinische depressie had geleid. Met lichtelijke tegenzin had Claudia me onderworpen aan de enige depressievragenlijst die ze op dat moment thuis had liggen: de Edinburgh Postnatal Depression Scale.

      Ik was de vragenlijst blijven gebruiken voor het beoordelen van mijn emotionele gesteldheid, aangezien ik consequentheid belangrijker vond dan het feit dat ik geen pas bevallen moeder was. In deze situatie was de test het perfecte hulpmiddel: anders dan de naam deed vermoeden, stond in de begeleidende tekst vermeld dat de vragenlijst zowel tijdens de zwangerschap als na de bevalling gebruikt kon worden. Als deze test aangaf dat Rosie geen risico liep, kon ik de resultaten bij mijn volgende afspraak presenteren. Als Lydia met dit wetenschappelijke bewijs werd geconfronteerd, moest ze haar intuïtieve diagnose wel herzien. Met deze gegevens in handen hoefde ik Rosie wellicht niet eens mee te nemen.

      Ik kende Rosie goed genoeg om te weten dat ze de vragenlijst waarschijnlijk niet wilde invullen, en zelfs als ze dit wel zou doen, dan zou ze wellicht liegen bij het beantwoorden van de vragen, om mij ervan te verzekeren dat ze gelukkig was. Ik zou de vragen onopvallend in een gesprek moeten verwerken. De test bestond slechts uit tien korte vragen met elk vier antwoordmogelijkheden, dus deze waren eenvoudig uit het hoofd te leren.

      Maar eerst moest ik mijn gezicht weer laten zien op Columbia, na anderhalve dag afwezigheid. Voordat ik mijn nieuwe onderzoeksassistente zou ontmoeten, wilde ik nog even langs Gene gaan om de kwestie rond eigen woonruimte aan te kaarten.

      Het bleek echter niet nodig een volgorde te bepalen voor deze twee taken. Ik trof Inge aan in het kantoor van Gene, waar hij zijn onderzoek naar menselijke seksuele aantrekkingskracht aan het uitleggen was. Gene’s onderzoeksmethoden en bevindingen zijn op zichzelf niet humoristisch, maar hij is zeer bedreven in het opleuken ervan met anekdotes en komische observaties. Inge stond te lachen. Ik schatte zowel haar leeftijd als haar BMI op drieëntwintig. Gene stelt dat geen enkele vrouw onder de dertig onaantrekkelijk is, en Inge bekrachtigde deze bewering.

      Ik nam Inge mee naar het laboratorium, zonder Gene, en stelde haar voor aan de alcoholistische muizen – allemaal tegelijk, niet individueel. Het is niet verstandig om gehecht te raken aan bepaalde muizen. Gezien haar aantrekkelijkheid en haar nationaliteit leek het me verstandig haar een subtiele waarschuwing te geven. De muizen boden daar gelegenheid toe.

      ‘In feite doen ze tot hun dood weinig meer dan dronken worden en seks hebben. Dat komt aardig overeen met Gene’s leven, op zijn taken als professor na. En hij lijdt mogelijk aan een ongeneeslijke, seksueel overdraagbare aandoening.’

      ‘Pardon?’

      ‘Gene is uitermate gevaarlijk en kan in sociaal opzicht beter vermeden worden.’

      ‘Hij leek me helemaal niet gevaarlijk. Hij leek me juist erg aardig.’ Inge glimlachte.

      ‘Daarom is hij ook zo gevaarlijk. Als hij een gevaarlijke indruk zou wekken, dan zou hij een stuk minder gevaarlijk zijn.’

      ‘Volgens mij is hij nogal eenzaam hier in New York. Hij vertelde me dat hij pas net is aangekomen. We zitten een beetje in hetzelfde schuitje. Het is toch niet tegen de regels om vanavond iets met hem te gaan drinken?’